- Over de waarde van je spaargeld en beleggingen op 1 januari moet je vermogensbelasting betalen in box 3.
- De fiscus gaat voor beleggingen uit van een veel hogere fictieve rente dan voor spaargeld.
- Toch is het niet slim om je beleggingen voor de jaarwisseling te verruilen voor spaargeld: de fiscus let namelijk op zogenoemde ‘peildatumarbitrage’.
- Lees ook: Zoveel extra vermogensbelasting betaal je in 2024 in box 3 voor sparen en beleggen door hoger tarief
Door in de laatste maanden van het jaar slim te schuiven met vermogen, kun je veel geld besparen. Maar niet elke truc pakt gunstig uit. Zogeheten peildatumarbitrage is er een van. Hoe zit dat?
Heb je op 1 januari 2024 bij elkaar opgeteld meer dan 57.000 euro aan vermogen: tegoeden op betaalrekeningen, spaargeld, beleggingen, cryptovaluta en een eventueel vakantiehuis, na aftrek van eventuele schulden? Dan moet je hierover belasting betalen in box 3. Hierbij gaat de Belastingdienst niet uit van de rendementen die je daadwerkelijk hebt behaald, maar van een fictief rendement.
Tot vorig jaar hing de hoogte van de vermogensbelasting in box 3 af van de omvang van je vermogen: hoe meer vermogen je had, hoe hoger het veronderstelde rendement en hoe meer belasting je per saldo moest betalen. Of je je vermogen vooral op een spaarrekening had staan of had belegd, maakte niet uit.
Beleggingen worden aanzienlijk zwaarder belast dan spaargeld
Maar daar is verandering in gekomen. De fiscus kijkt nu naar de werkelijke verdeling van je vermogen over spaargeld en ‘overige bezittingen’. Die tweede categorie is een verzamelbak van allerlei vormen van vermogen, zoals aandelen, obligaties, cryptovaluta, een vakantiehuis en een tweede woning die wordt verhuurd.
Daarbij gaat de Belastingdienst, tot de invoering van een nieuw stelsel in 2027, nog steeds uit van een fictief rendement per categorie. Hoe deze berekening precies in z'n werk gaat, kun je nagaan aan de hand van voorbeelden van de Belastingdienst.
Spaarders komen er gunstiger uit dan beleggers, want het veronderstelde rendement is voor spaartegoeden aanzienlijk lager dan voor beleggingen en overige bezittingen. Hoe groot de verschillen precies worden, wordt pas begin volgend jaar duidelijk (het fictief rendement op spaargeld is nog niet definitief). Maar vooralsnog gaat de fiscus voor 2023 uit van een verondersteld rendement van:
- 0,36 procent op bank- en spaartegoeden
- 6,17 procent op beleggingen en overige bezittingen (en 6,04 procent in 2024)
Over dit rendement moet je volgend jaar 34 procent belasting betalen: meer dan de 32 procent die je nu nog verschuldigd bent.
Dit levert het op als je €100.000 aan beleggingen tijdelijk omruilt voor spaargeld
Bestaat een groot deel van jouw vermogen uit beleggingen, dan lijkt misschien het slim om voor 1 januari (de peildatum) je aandelen, obligaties, beleggingen in ETF's of cryptotegoeden te verkopen, de opbrengst op een spaarrekening te parkeren en na de jaarwisseling alles weer terug te draaien. Je vermogensverdeling pakt dan een stuk gunstiger uit, en dat scheelt aanzienlijk.
Stel dat je in totaal 100.000 euro hebt en dit bedrag volledig in aandelen, obligaties of beleggingsfondsen hebt gestoken. Je moet dan over 43.000 vermogensbelasting betalen (100.000 euro min de vrijstelling van 57.000 euro). De Belastingdienst gaat ervan uit dat je over dit bedrag 6,17 procent rendement hebt betaald, ofwel 2.653 euro. Hierover moet je vervolgens 34 procent belasting betalen en dat komt neer op 902 euro.
Hevel je dit geld tijdelijk over naar een spaarrekening, dan gaat de fiscus uit van een rendement van 0,36 procent over die 43.000 euro, ofwel 155 euro. Hierover ben je circa 53 euro belasting verschuldigd: een verschil van maar liefst 849 euro. Makkelijk verdiend, zou je zeggen. Maar...
Peildatumarbitrage kan je een boete opleveren
Toch is het om drie redenen onverstandig om dit te doen. Ten eerste heeft de overheid een stokje gestoken voor deze truc, die 'peildatumarbitrage' wordt genoemd.
Als de periode tussen de verkoop en aankoop van bezittingen korter is dan drie maanden en de peildatum 1 januari binnen die periode valt, gaat de Belastingdienst hier niet zonder meer mee akkoord. Je moet kunnen uitleggen én aantonen dat je geen fiscale motieven had voor het schuiven met je bezittingen.
Lukt dat niet, dan riskeer je een vergrijpboete. Loopt de staatskas door jouw trucje meer dan 20.000 euro mis, dan kun je zelfs staatsrechtelijk worden vervolgd. Je had je beleggingen dus al op 1 oktober van de hand moeten doen, om lastige vragen van de Belastingdienst te voorkomen.
Maar zelfs als je dat had gedaan, is het nog de vraag of peildatumarbitrage verstandig is. Je betaalt immers dubbele transactiekosten als je alle beleggingen die je had weer terug moet kopen.
Ten derde loop je mogelijk rendement mis, omdat je geld langere tijd langs de zijlijn staat. Stel dat de koersen in die periode gaan oplopen - een eindejaarsrally is geen zeldzaamheid - dan komen die euro's niet jouw kant op. Het laatste kan natuurlijk ook gebeuren: de beurs gaat onderuit en jij komt met de schrik vrij. Maar dat blijft een gok.
Er zijn wel andere manieren om je vermogen in box 3 voor 1 januari te drukken. Dat kun je lezen in dit artikel.